De miljoenennota vraagt om intensievere samenwerking

Birch reflecteert op het regeerakkoord en de miljoenennota

De miljoenennota vraagt om intensievere samenwerking

Birch reflecteert op het regeerakkoord en de miljoenennota

Miljoenennota

Vorige week presenteerde het kabinet-Schoof de miljoenennota en rijksbegroting als aanvulling op het regeerakkoord. Hierin worden prioriteiten gesteld en oplossingen uitgewerkt voor vraagstukken rondom asiel, wonen, arbeid en het versterken van de economie. In deze blog bespreken we de belangrijkste veranderingen voor ons werkveld, met een focus op de arbeidsmarkt, onderwijs, onderzoek en innovatie. 

Arbeidsmarkt 

Dit kabinet is het eerste dat arbeidsmarktkrapte zo centraal zet. Het vormt een probleem kan nog meer een probleem worden voor de Nederlandse economie. Het kabinet ziet arbeidsmigratie niet als structurele oplossing van dit probleem, wel ziet de regering dat gerichte arbeidsmigratie nodig is in de vorm van studie- en kennismigranten die bijdragen aan de Nederlandse economie. Een concrete oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt ziet de regering in het aanmoedigen van het aantal uren dat wordt gewerkt. “Werk moet weer lonen” zo wordt gesteld. Zij wil dit bereiken door het aanpassen van de inkomstenbelasting. Een extra, lager belastingschijf moet er vanaf 2028 voor gaan zorgen dat meer werken aantrekkelijker wordt met als doel de arbeidsparticipatie te verhogen. 

Ook wil het kabinet inzetten op de ontwikkeling, in eigen land, van arbeidsbesparende technologie,  mede door het bevorderen van het Nederlands vestigingsklimaat. Productiviteitsgroei wordt gezien als een belangrijk onderdeel voor het toekomstbestendig verdienvermogen van Nederland. Echter, de afgelopen jaren is de groei in arbeidsproductiviteit afgenomen. Hieraan is debet een verschuiving van werkgelegenheid naar minder productieve sectoren, relatief lage investeringen in R&D en afnemende resultaten op scholingsniveau. Instrumenten om arbeidsproductiviteit te verhogen zijn dan ook arbeidsmarktbeleid, sturen op het aantrekken van bedrijven in hoogproductieve sectoren, het stimuleren van innovatie met innovatieregelingen en investeringen in scholing en kennisbudgetten. Het eerste wordt gestimuleerd door migratiebeleid gericht op hoogopgeleide kennismigranten voor hoogproductieve sectoren. Investering in innovatie en scholing worden echter afgebouwd terwijl deze bewezen effectief zijn in het verhogen van de arbeidsproductiviteit. Verhoging van arbeidsproductiviteit op de lange termijn wordt door dit kabinet vertraagd. 

Onderwijs  

Uit het regeerprogramma en de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor 2025 wordt duidelijk wat in 2025 en de jaren erna de grootste veranderingen zullen zijn ten opzichte van 2024. Het kabinet heeft grote ambities, zoals het versterken van de onderwijsbasis en -kwaliteit, het bevorderen van sociale gelijkheid, het aanpakken van het lerarentekort en toekomstgericht opleiden. Ondanks deze ambities wordt er in 2025 €464 miljoen bezuinigd, oplopend tot €3,5 miljard in 2029. 

Er zijn echter ook nieuwe investeringen. Zo is er vanaf 2025 €135 miljoen begroot voor gratis schoolmaaltijden, en wordt er vanaf 2026 jaarlijks €60 miljoen vrijgemaakt om de btw-verhoging op leermiddelen voor het po, vo en mbo te compenseren. Kinderen en hun ouders betalen zelf dus niet meer voor onderwijs.  

Wel zijn er veranderingen waar ouders en kinderen, vooral in zwakke gezinnen, de nadelige effecten van kunnen voelen. Tegelijkertijd verdwijnen namelijk verschillende onderwijssubsidies en -regelingen, waaronder die voor maatschappelijke diensttijd, heterogene brugklassen, en subsidies voor leraren in de Randstad, waar het lerarentekort het grootst is. Ook worden er bezuinigingen doorgevoerd op specifieke uitkeringen voor brede ondersteuning, onderwijsachterstandenbeleid, en het programma School en Omgeving, dat extra leer- en ontwikkeltijd bood aan leerlingen met een achterstand. In de vernieuwde regeling komt alleen de 5% slechtst presterende leerlingen nog in aanmerking voor deze extra tijd. 

Ook in het hoger onderwijs staan veranderingen gepland. Zo wordt het ho niet gecompenseerd voor de btw-verhoging op leermiddelen, wat betekent dat studenten voortaan 21% btw betalen in plaats van 9%. Daarnaast wil het kabinet het aantal internationale studenten beperken, behalve in sectoren met strategische tekorten. De ov-vergoeding voor buitenlandse studenten wordt geschrapt en het collegegeld voor langstudeerders gaat omhoog. 

Onderzoek & Innovatie 

Ook binnen het thema onderzoek & innovatie stelt het kabinet ambitieuze doelen, zoals weer in de top 5 van de wereld qua concurrentiekracht en zes van de Nederlandse regio’s in de top 10 van regionale concurrentie. Het kabinet streeft naar het verhogen van de R&D-uitgaven en het bevorderen van onderzoek voor de toekomst van Nederland. Toch worden ook en vooral hier bezuinigingen doorgevoerd. Zo worden de starters- en stimuleringsbeurzen voor wetenschappers afgeschaft, wat vanaf 2025 een besparing van €175 miljoen per jaar oplevert. Daarnaast wordt er €125 miljoen gekort op het Onderzoek & Wetenschapsfonds en wordt het Nationaal Groeifonds uitgefaseerd. Verder wordt op internationale samenwerking, een essentiële pijler van innovatie, flink bezuinigd. Dit geldt ook voor ontwikkelingssamenwerking binnen het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, evenals internationale samenwerkingsbudgetten.  De voorgenomen herschikking van het Topsectorenbeleid met de Nationale Technologie Strategie kan effect op de lange termijn sorteren. Wel is gebleken dat de uitvoering van dit beleid veel uitdagingen met zich meebrengt. Een andere aanpassing is de vergroting van het budget van Invest-NL, dit geeft ruimte voor meer investeringen in scale-ups en financiering van innovatieve projecten. Deze maatregel is positief maar heeft door haar omvang een bescheiden invloed op het hele ecosysteem. Invest-NL kan door haar investeringen meer innovaties naar de markt brengen, maar de influx van nieuwe innovaties kan door besparingen elders wel onder druk komen. De ambities zijn bij dit kabinet onverminderd groot, maar de investeringen nemen af. Het is de vraag of de andere maatregelen, zoals forse inzet op minder regels, voldoende ondersteuning zullen bieden om de doelen te verwezenlijken.  Overigens, waar de OCW begroting vermindering van uitgaven op innovatie laat zien, laten andere begrotingen wel grote investeringen zien, die ook effect hebben op R&D, zoals bij zorg, in de landbouw, defensie en kernenergie.  

Deze aangekondigde bezuinigingen op innovatie, R&D en onderwijs stellen zowel de overheid als het bedrijfsleven voor nieuwe uitdagingen. Om de continuïteit en concurrentiekracht van Nederland als kenniseconomie te waarborgen, is het naar onze mening essentieel dat deze bezuinigingen worden opgevangen door een intensievere samenwerking tussen publieke en private partijen. Dat kan op een aantal manieren, zoals:  

  1. Versterk de Triple Helix-samenwerking: De overheid en het bedrijfsleven dienen gezamenlijk meer te investeren in Triple Helix-structuren, waarbij onderwijsinstellingen, bedrijven en overheden samenwerken aan innovatie. Dit kan door het stimuleren van regionale innovatiehubs, waar praktijkgericht onderzoek en kennisuitwisseling tussen de sectoren gefaciliteerd worden. Vooral in opkomende sectoren zoals duurzame technologie, biocirculaire economie, en digitalisering is deze samenwerking cruciaal voor het behouden van Nederland’s leidende positie.
  2. Stimuleer publiek-private financieringsmodellen: Aangezien directe overheidsfinanciering voor innovatie onder druk staat, kunnen alternatieve financieringsmodellen het verschil maken. Dit kan bijvoorbeeld door publiek-private partnerschappen (PPP’s) te stimuleren, waarin bedrijven en overheid gezamenlijk fondsen beschikbaar stellen voor R&D en onderwijsprogramma’s die aansluiten op de behoefte van de arbeidsmarkt en het bedrijfsleven.
  3. Richt innovatie op systeemvernieuwing: Gezien de complexe uitdagingen van de toekomst moet de focus verschuiven van op zichzelf staande innovaties naar systeeminnovaties. Dit vereist gezamenlijke langetermijnvisies van de overheid en het bedrijfsleven, waarin sectoren elkaar versterken en nieuwe innovaties ingebed worden in grotere economische en maatschappelijke systemen. De overheid kan hier een rol spelen door flexibele en adaptieve regelgeving te ontwikkelen die inspelen op de dynamiek van deze innovaties.
  4. Versterk de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt: Om te voorkomen dat talent verdwijnt door bezuinigingen op onderwijs, kan de overheid samen met het bedrijfsleven investeren in opleidingsprogramma’s die aansluiten op de veranderende arbeidsmarkt. Dit kan door nauwere samenwerking met onderwijsinstellingen en bedrijfsleven om praktijkgerichte lesprogramma’s te ontwikkelen, contextrijke praktijkruimtes aan te bieden, stageplekken te faciliteren en innovatie vanuit het onderwijs direct te vertalen naar de praktijk.
  5. Bouw aan regionale innovatieclusters: Innovatie ontstaat veelal in regionale clusters, waar bedrijven en onderwijsinstellingen samenwerken aan concrete oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Het bedrijfsleven kan hier een actieve rol in spelen door meer strategische samenwerkingen met regionale onderwijs- en onderzoekscentra. Overheden kunnen deze clusters ondersteunen door subsidies, infrastructuur en regelgeving die samenwerking stimuleren.

In tijden van bezuinigingen kunnen overheid en bedrijfsleven door deze intensieve samenwerking innovatie en onderwijs blijven versterken. Alleen door deze gezamenlijke inzet kan Nederland zich blijven ontwikkelen als vooraanstaande kenniseconomie en innovatieleider in Europa.